donderdag 5 november 2009

Geen bewegingsvrijheid voor Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever

Zopas schreef ik een uurtje aan mijn blog van vandaag. Even onhandig en ... floep: alle tekst weg. Gesakker dus. Maar gelukkig is er nog Eva Brems: voorzitter van AI Vlaanderen. Haar verslag over de trip van vandaag is minstens even accuraat. Ik speel dus even leentjebuur.

Bart Staes

Vandaag scheen de zon- hèhè, dat kan je wel gebruiken als het dagprogramma een opeenstapeling van onrecht en ellende belooft…
B’tselem, een grote mensenrechtenorganisatie, nam ons mee op sleeptouw. B’tselem heeft onder andere een project waarbij ze camera’s uitdelen aan Palestijnen in de bezette gebieden, om situaties van misbruik mee te filmen. ‘shooting back’ noemen ze dat, maar dan met film. Vaak helpt het bovenhalen van een camera al om te vermijden dat een situatie uit de hand loopt. Maar in de 2000 uren film in hun archief zitten toch nog tientallen incidenten van geweld door kolonisten of het leger.
B’tselemen schreef in 2002 een schitterend ‘basiswerk’ (als je een mensenrechtenrapport zo kan noemen) over ‘land grab’: de gesofisticeerde manieren waarop ruimtelijke ordening en wetgeving wordt ingezet door Israël om op een formeel legale manier zoveel mogelijk grond in de Palestijnse bezette gebieden af te pakken voor Israëlisch gebruik. De rondleiding die Najib, een veldwerker van de organisatie ons gaf op de Westelijke Jordaanoever, richtte zich - op die ‘land grab’, maar vooral op de beperkingen van de bewegingsvrijheid van Palestijnen en de segregatie tussen Palestijnen en kolonisten. We zagen het hek/de muur (op sommige plaatsen zijn het metershoge betonnen platen – een echte muur dus, op andere plaatsen is het een gracht en een hek met prikkeldraad) die Palestijnen van kolonisten scheidt. Een fotopauze aan een overgang leidde tot een inspectie van het leger – camera’s terplaatse hadden onze verdachte aanwezigheid doorgegeven. Behalve het grote Hek zijn er nog veel meer hekken naast de mooie wegen die de Israëlische nederzettingen verbinden. Die dienen om de Palestijnen van de wegen te houden en te verhinderen dat kinderen stenen gooien. Deze mooie wegen zijn enkel voor Israëlische wagens met gele nummerplaten. Voor de groene Palestijnse nummerplaten zijn er andere wegen – van merkbaar mindere kwaliteit. Het valt op hoe de hekken zo dicht mogelijk rond de Palestijnse dorpen lopen, waarbij ze een ruime marge laten rond de Israëlische nederzettingen. Op die manier worden Palestijnse boeren bijvoorbeeld afgesneden van een deel van hun olijfgaard, die op den duur de facto aan de Israëli’s gaat toebehoren. Als je op het terrein bent, is het overduidelijk dat veiligheid niet de hoofdreden is van de plaatsing van deze hekken. De wegen waarop Palestijnen wel toegelaten zijn, zijn voor hen toch nog vaak moeilijk te gebruiken omdat op de zijwegen die rechtstreeks naar de dorpen leiden op vele plaatsen blokkades zijn opgeworpen door het leger. Vaak zijn dat niet meer dan enkele grote betonnen blokken, maar het gevolg is dat mensen hun auto daar moeten achterlaten en aan de andere kant van de blokkade overstappen in een taxi. Of rondrijden, zoals wij toen we naar Salfit reden: aangezien de weg van 700 meter afgesloten was, maakten we een omweg van 18 kilometer. Alles is er op gericht om te zorgen dat Israëlische kolonisten en Palestijnen elkaar niet hoeven te kruisen: aparte wegen verbinden de respectieve woonplaatsen van elke groep, waarbij een systeem van tunnels en bruggen ervoor zorgt dat ook contact op kruispunten wordt vermeden. Bizar! In de Palestijnse dorpen zien we hier en daar echo’s van het recentste Amnesty rapport over het gebrek aan recht op water van Palestijnen. De muur snijdt boeren af van de meest vruchtbare stukken land, de zwarte watertanken op de daken kunnen een schietschijf worden van verveelde soldaten, de nederzettingen hebben zwembaden en groene tuinen terwijl de Palestijnse dorpen watertekort lijden, en de industrie van nederzettingen loost zijn afvalwater gewoon op braakliggende grond.
Al die vaststellingen op het terrein maken een grote indruk op ons, en zijn dan ook het onderwerp van veel discussies en vragen, binnen de groep en met onze gesprekspartners. Dat waren later op de dag nog de afvaardiging van de Europese Unie in Tel Aviv, 2 mensenrechtenorganisaties, de Belgische ambassadeur en Avi Primar, een vooraanstaand intellectueel. Ik onthoud vooral dat mensenrechtenorganisaties steeds meer te kampen hebben met actieve tegenwerking vanuit de regering. Gisha – een organisatie die ijvert voor bewegingsvrijheid in (en uit) Gaza (!) drukt ons op het hart dat buitenlandse druk moet gericht zijn op het vrijwaren van een democratisch klimaat in Israël. In de categorie ‘landen met grove en systematische mensenrechtenschendingen’ is Israël immers uniek in de zin dat het een democratische rechtsstaat is, waarbij de vrijheid van meningsuiting normaliter gewaarborgd is en mensenrechtenorganisaties doorgaans ongehinderd hun werk kunnen doen. Als dat onder druk komt, gaan belangrijke hefbomen voor rechtvaardigheid verloren.
Avi Primar brengt Israëlische en Palestijnse studenten samen om te studeren aan een Duitse universiteit. En hij gelooft in een duurzame oplossing voor Israël en Palestina, die hij zelfs al in detail uitgewerkt heeft. Gebaseerd op 2 staten natuurlijk, en met een rol voor een internationale troepenmacht. Interessant. En ook wel hoopvol eigenlijk. Fijn om de stem van de rede te horen, ook al is het een minderheidsstem.

Eva Brems













Geen opmerkingen: