zondag 4 november 2012

Voor een ander Europa: Van technocratie naar solidariteit

De Europese Unie is een onvoltooide symfonie. Waar het nu op aan komt is om teveel dissonantie en wanklanken te beperken. Om ervoor te zorgen dat 'Ode an die Freude' – het 40 jaar geleden door de Raad van Europa als Europees Volkslied geadopteerde gedicht van Schiller – ook bij zoveel mogelijk van de 500 miljoen Europese burgers als muziek in de oren gaat klinken.

Ik ben Vlaming, Europeaan en wereldburger. Mensen leven in kringen: het gezin, de familie, de werkkring, de vrienden, de gemeente, de natie en ook in Europa, hoewel dat soms een ver-van-mijn-bed show lijkt. Europa is een onvoltooid verhaal, een werk van lange adem, van vallen en opstaan, van prachtige realisaties tot grote mislukkingen. Een project dat fascineert maar soms ook afstoot.

In die zin was het toekennen van de Nobelprijs voor de Vrede aan de EU niet zo vreemd. Er waren vele cynici die de prijs zeker op dit moment van existentiële crisis van Europa als absurd omschreven. Maar ten eerste gebeurde het wel vaker dat mensen of organisaties – Artsen zonder Grenzen, de VN, president Obama of de Birmese Aung San Suu Kyui bijvoorbeeld – de Nobelprijs voor de Vrede eerder kregen als aanmoediging.

Ten tweede is het niet omdat de nieuwe, in Europese welvaart opgegroeide, generaties zich weinig kunnen voorstellen bij begrippen als dictatuur en oorlog, dat de Europese Unie niet meer als ''de op wereldvlak meest succesvolle oefening in conflictpreventie uit de geschiedenis'' mag gelden.

Het is ondertussen al 55 jaar geleden dat het Verdrag van Rome werd ondertekend. Op 1 januari 1958 gingen dat verdrag en het Euratom-verdrag samen van start, samen met het EGKS-verdrag van 1952 dat een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal tot stand zou brengen. De twee industrietakken die de oorlogswapens hadden geproduceerd werden de gangmakers van vrede. Zo werd de Europese integratie op gang getrokken.

De Tweede Wereldoorlog had pijnlijk duidelijk gemaakt dat Europese landen nauw moesten samenwerken om de demonen van het verleden af te schudden. Europa lag in puin en er was dringend nood aan economisch herstel. De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, de miljoenen doden, de genocide op de Joden, zigeuners en homoseksuelen zorgden voor een heroplevende ‘Nooit Meer Oorlog’-gedachte. Die kenden we in Vlaanderen. Uit de puinhoop van de Eerste Wereldoorlog was bij ons de pacifistische Frontpartij ontstaan en jaarlijks trokken tienduizenden Vlamingen op ‘IJzerbedevaart’ naar Diksmuide waar de boodschap voor Vlaams zelfbestuur, pacifisme en pluralisme weerklonk.

De rauwe realiteit van de oorlog

Ik behoor ook tot een unieke generatie. Iedereen jonger dan vijfenzestig behoort tot de eerste generatie die voor het eerst sinds eeuwen geen oorlog op eigen grondgebied heeft meegemaakt. Mijn ouders maakten de Tweede Wereldoorlog nog mee als tieners. Mijn moeder vertelt levendig over de bezetting en de haat voor de Duitsers. Mijn grootvader langs moederszijde was in november 1913 met mijn grootmoeder getrouwd, maar werd op 1 augustus 1914 gemobiliseerd. Voor hem startte de ‘Groote Oorlog’ in en om de forten van Namen. Ik vond in militaire archieven de documenten terug die me aantoonden waar en hoe mijn grootvader die vier jaar ‘achter de IJzer’ doorbracht en hoe hij zijn jonge bruid pas meer dan vier jaar later terugzag.

Mijn generatie en al wie jonger is, kennen oorlog alleen van televisie of bioscoop: ‘De langste dag’, ‘Saving Private Ryan’, het vreselijke beeld van dat Vietnamese meisje dat na een napalmbombardement naakt, brandend en huilend wegrent, enzovoorts. Sinds het begin van de jaren negentig kreeg oorlog zelf iets afstandelijks. Wie herinnert zich niet de 'computerspelletjesbeelden' van de Golfoorlog in Koeweit? Sindsdien verslaat CNN elke oorlog bijna als een surrealistisch gebeuren. In de winter van 1998 zagen we nog de vertwijfelde gezichten van de vele Albanese Kosovaren die op de vlucht sloegen voor de hel die de Serven aanrichtten in Kosovo. Twee maanden na het einde van de oorlog, in augustus 1999, reisde ik door het compleet door de Serven verwoeste Kosovo en tekende ik de getuigenissen op van de waanzin. Maar wat gebeurde er intussen echt in Afghanistan? Wat gebeurt er in Congo, Rwanda, Zimbabwe? In Somalië of Soedan? Wat gebeurt er achter de schermen in Syrië en Tsjetsjenië? Waar blijft de verslaggeving en de algemene verontwaardiging over dit soort vuile oorlogen?

Ik was de voorbije dertien jaar meer dan twintig maal in ex-Joegoslavië: in Macedonië, Bosnië-Herzegovina en Kosovo. Ik bezocht Albanië. En ik besef dat ieder die daar woont hoopvol uitkijkt naar het Europese voorbeeld. Samenwerken, traag maar zeker, zorgen voor vrijheid, naleving van de mensenrechten, vrede en vooral ontwikkeling. De mensen ginder beseffen veel beter dan de spreekwoordelijke Jan met de pet hier dat de Europese Unie de beste verzekering is voor vredevol samenleven. Europese vertrouwenscrisis of niet, voor hen blijft de EU een magneet.

Bestaat er trouwens een andere manier om Serven, Montenegrijnen en Albanese Kosovaren vreedzaam te laten samenleven dan door hen een perspectief te bieden op lidmaatschap van de Europese Unie? Is er een andere manier om verbittering en haat, frustratie en onmacht te overstijgen? Bestaat er een betere manier om vroegere verdrukkers en verdrukten te laten samenwerken? Bestaat er een betere garantie op vrede? Wie het weet mag het zeggen.

Het succes van de Europese Unie

In zijn boek ''Waarom Europa de 21e eeuw zal domineren'' beschrijft Mark Leonard, directeur buitenlands beleid van de denktank Centre for European Reform op een meesterlijke wijze het ongelofelijke succes van de Europese Unie:

Al vijftig jaar lang staat er iedere dag wel een verhaal in de krant over onenigheid, doelstellingen die niet bereikt zijn, diplomatieke ruzies, een permanent gevoel van mislukking. Maar historici vertellen een ander verhaal dan journalisten. Zíj beschrijven een Europees continent met een buitenlandse politiek die tot de meest succesvolle in de geschiedenis behoort. Zij vertellen ons dat, in amper vijftig jaar, oorlog tussen tussen de Europese mogendheden ondenkbaar is geworden, dat Europese economieën Amerika hebben ingehaald, en dat Europa achtereenvolgende reeksen landen vanuit een dictatuur de democratie heeft binnengehaald.

De Europese Unie is zoals Mark Leonard stelt een vredeszone van 500 miljoen burgers. Rond die blauwe kaart van de Unie bevindt zich een tweede cirkel van 385 miljoen mensen die land- en zeegrenzen met de Unie delen. Daaromheen leven nog eens 900 miljoen mensen die gelinkt zijn aan de EU omdat de EU hun grootste handelspartner is of hun grootste bron van kredieten, buitenlandse investeringen of ontwikkelingshulp. ‘Twee miljard mensen (eenderde van de wereldbevolking) wonen in de “eurosfeer”; de Europese invloed sfeer die geleidelijk aan door het Europese project wordt getransformeerd en die de Europese aanpak overneemt.’

De macht van Europa wordt maar al te vaak verward met zwakte. Als Rusland het Kyoto-protocol ondertekent om goede relaties te onderhouden met de EU; als Polen eindelijk eens iets doet aan zijn minderhedenprobleem omdat het lid wil worden van de EU; als een islam-regering in Ankara na aandringen en protest van de EU de voorstellen van de eigen partij intrekt om overspel te beschouwen als een strafbaar misdrijf omdat de Turkse regering zich niet de toorn van Brussel op de hals wil halen, dan kunnen we niet langer spreken over zwakte. Dan moeten we onze definities over sterkte, macht en zwakte herdefiniëren.

Als we eens ophouden de wereld te bekijken door de bril van de Verenigde Staten, dan zullen we vaststellen dat ieder element van zogenaamde Europese zwakte er een is van buitengewoon transformerende macht. Voor mij is de Europese eenwording in zeer belangrijke mate een vredesproject, het zorgen voor stabiliteit, welvaart en vooral welzijn. Europa kan voor mij geen boze schoonmoeder zijn die enkel wordt opgevoerd als er iets fout loopt.

Betekent dit dat ik de ogen sluit voor wat er fout loopt?

Geenszins! Daarom schreef ik in 2004 het boek “Echo’s voor een ander Europa”, in 2009 “Voor een ander Europa” en in in 2012 “De onzichtbare hand die ons wurgt”. Ik leg erin uit waarom ik niet blind kan zijn voor het feit dat Europa heel arrogant kan zijn, vaak over de hoofden heen praat, zich laat leiden door een bepaald soort technocraten: bestuurders en beleidsmakers die soms heel ver weg leven van de reële wereld en die geen voeling hebben met waar Jan Modaal zich echt om bekommert. Zij kijken vaak al te minachtend neer op de nationale democratieën. Ik leg uit waarom ik een meer sociaal Europa wil, een Europa dat niet kiest voor het neoliberalisme als alfa en omega van het politiek handelen. Ik wil een ander en beter Europa. In het Europees Parlement en daarbuiten komen de groene fractie en ikzelf elke dag opnieuw op voor een meer democratisch, sociaal, ecologisch-duurzaam, gezond, transparant Europa. In dit meer solidair Europa dat voluit gaat voor een andere globalisering en voor vrede, ligt mijn kernboodschap.

Daar ligt ook de impliciete opdracht verscholen die het Nobelcomité aan de bestuurders en politici geeft: als de EU niet drastisch socialer en duurzamer wordt, zal het opgebouwde vredesdividend verdampen. Dat zien we nu bijvoorbeeld al heel duidelijk gebeuren in Griekenland. Daar duiken de oorlogsdemonen van hatelijk nationalisme, xenofobie en geweld in volle hevigheid op.

Tegen de achtergrond van de financieel-economische crisis die in 2008 losbrak en de daarop volgende eurocrisis, moet de strijd voor een ander, meer solidair Europa dan ook al onze aandacht krijgen. Deze strijd is in se geen strijd tegen Europa zelf. Het is wel een strijd tegen de neoliberale invulling van Europa door de staatshoofden en regeringsleiders, door de Europese Commissie die bestaat uit voornamelijk christendemocraten en liberalen en hier en daar een verloren gelopen sociaaldemocraat.

Er was een tijd dat de staatshoofden en regeringsleiders twee maal per jaar bijeenkwamen. Nu komen ze bijna maandelijks bij elkaar. Toch hollen ze de feiten achterna en zorgen ze voor fiasco na fiasco. Deze technocratische en intergouvernementele aanpak, draagt er toe bij dat velen het geloof in de Europese Unie hebben verloren.

Bij veel waarnemers spoelt elk overgebleven restje vertrouwen in de Europese democratie weg. Het Europact of het nieuwe begrotingsverdrag waartoe de regeringsleiders eind 2011 besloten, was na twee jaar euro crisis een nieuw voorbeeld van intergouvernementeel broddelwerk. Het valt buiten het raamwerk van de Europese Unie en bleek al snel onvoldoende zijn om de stabiliteit van de eurozone op langere termijn te garanderen. Langs deze weg wordt het erg moeilijk de muntunie een effectief economisch bestuur te geven en de democratische controle te versterken. Maatregelen als een effectieve bankenunie komen traag tot stand en botsen op weerstand in lidstaten wegens verlies aan soevereiniteit. De EU kan dat 'verlies' alleen rechtvaardigen als er een algemeen belang tegenover kan staan. Met andere woorden, Europese burgers moeten er van overtuigd zijn dat méér Europa ook echt in het belang van hun kinderen is.

Over één zaak lijken alle Europese regeringen het roerend eens – en dat in tijden van dreigende recessie: razendsnel en drastisch besparen. Dat draconische besparingsplannen doorgevoerd worden onder druk van ‘de financiële markten’ is een valse voorstelling van zaken. De financiële markten vragen dat niet. De druk komt eerder van neoliberale dogma’s. Het blinde besparen door Europese regeringen vanuit een budgettaire orthodoxie is economische zelfmoord. Een begrotingstekort wegwerken, zonder te investeren in duurzame Europese projecten (Green New Deal) die gefinancierd worden via eurobonds, een tobintaks (opbrengst 50 miljard euro per jaar), een echte Europese strijd tegen fiscale-fraude (in de EU geschat op 250 miljard euro per jaar), is uiterst contraproductief. Dat geeft men nu zelfs bij het IMF toe!

De Griekse besparingstragedie bewijst de stelling: de economische groei wordt door de besparingen die het land langzaam wurgen steeds negatiever; het begrotingstekort en de schuldgraad lopen onhoudbaar hoog op. Toch gaat men keihard door op dezelfde doodlopende weg. Het opnemen van een begrotingsevenwicht als ''gouden regel'' in de grondwet, is dan ook precies de weg die de EU niet moet inslaan. Het is de weg van technocratie en voert ons weg van solidariteit. Europa moet het vertrouwen terugwinnen van de Europese burger. Want straks redden we de euro en verliezen we tegelijk de Europese burgers.

De enige uitweg is een beleid van hoop, dat oog heeft voor armoede, bestaansonzekerheid en uitzichtloosheid. Een beleid dat verantwoordelijkheidsgevoel en beter bestuur centraal stelt bij alle bestuurlijke en zakelijke elites. Voor een Europees herstel is er daarom nood aan een sterke regulering van de financiële markten, een coherent Europees belastingsysteem, een Europees Monetair Fonds, beter monetair toezicht. En aan investeringen in de vorm van een groene New Deal, met investeringen die antwoorden bieden voor de financiële crisis, de economische crisis, de sociale crisis en de klimaatcrisis. Dat is het andere Europa, waar ik voor strijd.

Bart Staes

Literatuur


Mark Leonard, Waarom Europa de 21ste eeuw zal domineren, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005.

Bart Staes, 'Echo’s voor een ander Europa', Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2004.

Bart Staes, 'Voor een ander Europa', Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2009.

Bart Staes, 'De onzichtbare hand die ons wurgt. Hoe de poenscheppers van de financiële sector de Amerikaanse droom kaapten en nu de Europese unie gijzelen',  E-book, Brussel, 2012.

 

dinsdag 18 mei 2010

Goed bestuur kan alleen door het goede voorbeeld te geven

Elke persoon met een beetje inzicht in of kennis van opvoeden weet het: wil je dat iemand bepaald gedrag overneemt, kun je dat gedrag zelf het beste ook tonen in plaats van erover te spreken. Ofwel: 'Action speaks louder than words'. Dus als je als politici goed gedrag van burgers wil stimuleren, dan moet je zelf goed bestuur én deugdelijk beheer van collectieve middelen nastreven. En dan hoor je voor jezelf net iets strenger te zijn dan wat je van anderen eist. In politiek PR-jargon heet dat 'lead by example'. Klinkt allemaal logisch, denkt u wellicht, maar uit wat ik de laatste maanden meemaakte in het Europees Parlement, blijken dit soort vanzelfsprekendheden niet voor alle politieke families te gelden.

In het Europees Parlement werk ik al ruim tien jaar voor de commissie budgetcontrole. Tien jaar geleden viel de Europese Commissie onder voorzitter Jacques Santer. Oorzaak? De Europese bestuurders konden onvoldoende aantonen dat zij Europees belastinggeld goed beheerden, noch dat zij goed zicht hadden op fraude, nepotisme en ander gesjoemel. Het EP stelde zich toen terecht principieel op en het dagelijks bestuur van de EU mocht zijn koffers pakken. Sindsdien is er veel verbeterd, maar het kan altijd beter. Bijvoorbeeld op het vlak van transparantie.

Intussen ben ik vice-voorzitter van die commissie budgetcontrole en werd ik opnieuw belast met het opstellen van een rapport over de begroting van het EP zelf. Ik moest nagaan of de middelen goed zijn uitgegeven en op welke manier er verbeteringen mogelijk zijn. Mijn ontwerprapport over de wijze waarop het EP vorig jaar met het budget van 1,4 miljard euro is omgegaan, vermeldt een aantal hiaten in het financiële management. Samen met collegae maakte ik dus een kritisch rapport. Niet omdat er veel fraude is of alles misloopt, maar omdat er verbeteringen mogelijk zijn en omdat het EP als democratische vertegenwoordiging altijd andere EU-instellingen de maat neemt en ter verantwoording roept. Dan moet je jezelf bij uitstek heel kritisch in de spiegel kunnen kijken. We maken zeer kritische rapporten over de begrotingen van de Commissie en de Raad, maar over ons eigen huis mag dat blijkbaar niet. Dan ben ik plots een nestbevuiler. Lead by example?

Op 5 mei werd mijn rapport over het financiële huishouden van het parlement gestemd, maar al enkele weken geleden bleek dat de grootste politieke families, socialisten en vooral christendemocraten, het niet zullen steunen, tenzij in flink verminkte vorm. Mij wordt verweten dat ik een te negatief beeld schets, dat ik daarmee eurosceptici in de kaart speel en dat ik heiliger dan de paus wil zijn.

"De toon is veel te negatief. Hij gaat veel te ver in zijn kritiek en slaat een bijna eurosceptische toon aan", zo reageerde Ivo Belet (CD&V) aan Belga. "Er zijn de voorbije jaren veel zaken ten goede gebeurd. Er is werk gemaakt van een statuut voor de Europarlementsleden en hun medewerkers en de terugbetaling van de onkosten is grondig aangepakt. We moeten zelfs oppassen dat we geen bureaucratische moloch worden".

Ik beweer ook niet dat er geen zaken ten goede zijn veranderd! Maar dat gebeurde meestal nadat er kritische rapporten verschenen. Het gaat mij niet over schandalen. Ik heb er ook geen gevonden. Ik wil het parlement alleen beter beschermen tegen eurosceptische aanvallen. Want zelfs de kleinste dingetjes zorgen hier meteen voor grote imagoschade.

Het tragische aan dit soort kritiek van de twee grote politiek families, is dat zij het subtiele verschil tussen euroscepticisme en zelfkritiek niet willen zien. Zij zijn het die door hun opstelling juist zuurstof geven aan eurosceptici. Ik ben kritisch over de EU omdat we het alleen door maximale openheid en echte transparantie het gras voor de voeten van eurosceptici kunnen wegmaaien. En uiteraard omdat Europese belastingbetalers dat verdienen. Eurosceptici zijn kritisch op de EU omdat ze de EU willen afbouwen, ik ben al vele jaren kritisch omdat ik de EU wil versterken.

Want waren de zaken die ik voorstelde nu zo radicaal? Hoegenaamd niet. Zo wil ik een grotere controle op de top van de administratie van het EP. De secretaris-generaal, een Duitse christendemocraat, maakt zijn eindverslag over de begroting op basis van de jaarverslagen van de directeurs-generaal. Dat gebeurt nu strikt op basis van vertrouwen. Ik wil meer checks and balances, een second opinion zeg maar. In elke organisatie is het immers logisch dat leidinggevenden niet zichzelf moeten controleren. Daar kunnen vodden van komen. Het pensioenfonds spekt de zakken van politici die toch al ruim vergoed worden voor hun werk, maar leed fors verlies. En ik wil niet dat het EP dit tekort van 121 miljoen euro gaat opvullen. Een meerderheid van het EP stemde hier ook al tegen, maar het Bureau (waarin de voorzitter, de ondervoorzitters en de quaestoren zetelen) trekt zich daar niets van aan.

Het echte, achterliggende probleem is macht. What else? De grote politieke families en de topambtenaren in het EP houden elkaar voortdurend de hand boven het hoofd. De meeste directeurs-generaal danken hun post aan hun eerdere carrière in de politieke fracties, niet aan hun bekwaamheden of verdiensten.

En wat antwoordde Belet? "Dit is nu eenmaal een politiek huis waar de fracties de dienst uitmaken. Uiteraard moeten er examens zijn, maar het is normaal dat bij topfuncties naar een politiek evenwicht wordt gestreefd. We moeten niet maagdelijker dan de Maagd Maria proberen zijn".

Beste Ivo en andere volgelingen van de zoon van de Maagd Maria: het argument dat nu eenmaal de fracties de dienst uitmaken, en dus de EVP als grootste het meeste. Dezelfde EVP die het al vele jaren jaren moreel en ethisch verantwoord vindt om talloze babes van Silvio Berlusconi in haar midden te dulden, de partij van een politiek leider die rechters wil ontslaan omdat ze zijn enorme financiële gesjoemel uitpluizen. En waarom vindt de EVP dat goed? Om de grootste fractie te kunnen blijven en zo de dienst uit te kunnen maken. En dan vinden Belet c.s. het eurosceptisch als ik de transparantie en verantwoording binnen het EP wil vergroten? Kijk eens lang in de spiegel en antwoord dan nog eens op de vraag wie voedt hier het cynisme over Europese politiek?

woensdag 14 april 2010

Maak werk van antibioticavrije stallen

Het vlees is zwak was de titel van een boek dat ik in 1996 samen met Jaak Vandemeulebroucke publiceerde. Een boek over de staat van onze vleesindustrie, drie jaar nadat ik ook samen met Vandemeulebroucke De hormonenmaffia redigeerde. De titel verwees naar het farmaceutisch gesjoemel en chemisch gerotzooi met de miljoenen dieren tellende veestapel, de consequenties voor die dieren en de gevolgen voor de volksgezondheid. Maar de titel verwees ook naar het menselijke gedrag achter dat onverantwoorde en vaak criminele gebruik van al dan niet legale middelen: platte hebzucht, fraude en geldgewin. Gedrag dat volkomen in lijn was en is met de westerse zoektocht naar steeds hogere productiecijfers en zo hoog mogelijke kortetermijnwinsten. Nu ik de reacties lees op de nieuwe resistente ESBL-superbacterie, is het vlees nog steeds in alle opzichten zwak.

Uitgerekend Piet Vanthemsche, Boerenbondvoorzitter en dierenarts, verklaarde gisteren in de krant "een beetje uit de lucht te vallen". "Als een bepaald soort antibioticum grote problemen zou stellen, dan zullen maatregelen getroffen moeten worden."

De Boerenbondbaas gebaart van krommenaas. Als dit de correcte weergave is van de Boerenbond-reactie, getuigt dat van een schandalige vorm van negationisme. Men weet immers al jarenlang donders goed wat er speelt.

Al decennia lang worden internationaal rapporten gepubliceerd over het feit dat overmatig gebruik van antibiotica bij mens en dier leidt tot resistentie. Al decennia wordt ook specifiek gewaarschuwd dat het (preventief) gebruik van antibiotica in de veeteelt uit de hand loopt. Ook in Het vlees is zwak waarschuwden we voor het massale gebruik van antibiotica-cocktails als groeibevorderaar, hoewel dat al was verboden door een Europese richtlijn uit 1970.

Alleen UZA-microbioloog Herman Goossens toonde zich de jongste dagen terecht pessimistisch over de ontstane situatie. Hij voorziet "binnen vijf jaar een ontzettend groot probleem" als we dit niet nu aanpakken. Met de kritische noot dat "we dit zeer moeilijk onder controle gaan krijgen."

En hij staat niet alleen. De Nederlandse Professor J. Kluytmans zei afgelopen zondag in het onderzoeksprogramma Zembla: "Ik vrees dat men pas maatregelen neemt op het moment dat er echt iets aantoonbaars mis gaat. En Professor John Degener zei dat de overheid al jaren op de hoogte is van de gevaren voor de volksgezondheid door buitensporig antibioticagebruik in de veeteelt: "Er zijn meerdere rapporten en adviezen gekomen van de Gezondheidsraad. Het stapelt zich op. We worden er langzamerhand moe van."

Gidsland Nederland

In Nederland reageert de overheid alerter. Enkele dagen geleden publiceerde de Nederlandse minister van Landbouw Gerda Verburg een advies met betrekking tot ESBL in Nederland, op basis van een kraakheldere en weinig verbloemende nota van een deskundigenberaad onder leiding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Waar men in Nederland reageert, sust men in België en Vlaanderen: "We gaan het onderzoeken en bak uw kip wat langer." Minister van Volksgezondheid Onkelinkx zei zelfs: "Het is niet omdat het in Nederland zo erg is dat het dat bij ons ook hoeft te zijn."

Terwijl er sprake is van een antibiotica-alarm tonen de gelaten reacties in België aan dat onze overheid maar niet wil begrijpen dat er grenzen aan de groei zijn, iets wat de groene beweging al decennia zegt. Niet omdat we per se tegen groei zijn, maar omdat ongebreidelde groei op een gegeven moment op grenzen stuit. ESBL is zo'n grens. De winsten die farmaceutische bedrijven dankzij een onverantwoord intensief landbouwsysteem al decennia maken, worden afgewenteld op de gemeenschap via stijgende kosten in de gezondheidszorg.

Volgens het Europees centrum voor ziektebestrijding zijn in 2007 in Europa 8.000 mensen overleden als gevolg van besmetting met de ESBL-bacterie. Professor Kluytmans schat het aantal mensen dat in Nederland besmet is met ESBL op 1 miljoen: "Heel recent hebben we in ons ziekenhuis in Breda patiënten onderzocht op ESBL. We vonden het bij 6 à 7 procent van de mensen. Er is nu nog één antibioticum (carbapenem) dat kan worden ingezet. Maar als dat massaal gebruikt wordt tegen het resistente ESBL, komt ook daar resistentie voor, hetgeen wereldwijd al wordt gesignaleerd in ziekenhuizen en verpleeghuizen, met name in landen rond de Middellandse Zee.

Volgens RIVM-directeur R.A. Coutinho spelen ook hier weer economische belangen een rol: "Wat je moet doen, is antibioticagebruik in de dierhouderij terugbrengen. En niet alleen in Nederland, ook in andere landen." Maar: "Er zitten een heleboel partijen bij die belangen hebben, dus er moet echt iets gebeuren voordat mensen iets gaan doen. Het is een economische factor, het kost gewoon geld, er is concurrentie in de sector."

Gidsland Denemarken

Toch kan het anders. In Denemarken, een land met een grote veestapel, werkt men al vele jaren met antibioticavrije stallen. Voedselveiligheid en consument staan voorop, dierenartsen controleren de veebedrijven, de overheid controleert de dierenartsen. Onoordeelkundig gebruik van medicijnen wordt er door de overheid opgespoord en streng vervolgd. Dit Deense beleid moet Europees en wereldwijd navolging krijgen. Ik zal de Vlaamse minister van landbouw, de Boerenbondvoorzitter en mevrouw Onkelinkx eens een overzichtje van alle vakliteratuur ter zake opsturen. Dan kunnen ze niet langer "uit de lucht vallen" en hebben ze voldoende argumenten om een ander, gezonder landbouwbeleid te bepleiten. Zeker nu de discussie over het uitwerken van een nieuwe Europees landbouwbeleid na 2013 op de Europese agenda staat.

(Tekst verschenen in De Morgen van 14 april 2010)

vrijdag 9 april 2010

UN climate talks revive to face up to Copenhagen hangover

UN climate talks revive to face up to Copenhagen hangoverThe UNFCCC will meet for the first time this year in Bonn this weekend. Plotting the course of the climate talks for 2010 will be no easy task, with Copenhagen still looming large in the rearview mirror...

Climate change negotiators from around the world will meet in Bonn this weekend for the first time in 2010. Ostensibly, the 3-day meeting will aim to set out the work programme for the UN talks in the run-up to this year's summit in Mexico (COP16). Effectively, this means picking up the pieces after the debacle in Copenhagen.

The UNFCCC functions through two negotiating tracks or working groups (on long-term cooperative action - AWG-LCA - and the Kyoto Protocol - AWG-KP), which work on the issues to be covered by an international agreement. These working groups made far less progress - in terms of resolving the outstanding issues - than had been hoped for at Copenhagen.

Both working groups do have mandates continue their work, based on their final reports adopted in Copenhagen. However, the mandate for the AWG-LCA does not contain language requesting a legally-binding instrument, despite significant efforts from some parties to get it agreed.

The question of whether a second commitment period after 2012 under Kyoto Protocol should be part of the final outcome was put back on the agenda by the Chinese climate change negotiator on a visit to Europe. He urged the EU to keep to its commitments under the Kyoto Protocol beyond its current phase. This prompted the UK government to indicate its openness to a continuation of Kyoto, however, the European Commission remains sceptical about the prospect of two separate climate treaties.

Depressingly, most the main issues still remain open. These include: the level and nature of emissions reductions for developed countries and climate financing for developing countries (including fast track financing to be ready from next year). While the Copenhagen Accord dealt with these issues, it was far from conclusive.

Other issues, include agreement on how to monitor and verify emissions reductions, compliance arrangements, market mechanisms (existing and new), LULUCF (how to account for emissions from land use and land use change and forestry), REDD+ (how to reduce emissions from deforestation and forest degradation), the architecture for climate financing, bunker fuels (including proposals for a tax) and the inclusion of HFCs, a group of very potent greenhouse gases whose concentrations are growing rapidly.

These issues will all need to be resolved in advance of a full, legally-binding UN treaty. So, even if the final treaty is not concluded in 2010, many of these issues will still have to be resolved this year already in order for there to be a final treaty next year. (see blog)

All of this of course ignores the elephant in the room: the Copenhagen Accord itself.

To date, over 120 of the 193 parties to the UNFCCC have made submissions on the accord. The vast majority of these have indicated their willingness to associate with the accord. However some, like Ecuador, Nauru, Kuwait and the Cook Islands, have officially ruled out association. Many of those parties yet to respond are also critical of the accord (like Venezuela, Bolivia, Cuba and Saudi Arabia).

The proponents of the accord want its content 'anchored' in the UNFCCC process, as the European Commission puts it (see blog). This would mean implementing its conclusions on climate financing, for example, under a UN framework.

However, clearly a number of countries oppose the accord outright. Meanwhile, some of the key countries that are associated see it merely as a political statement external to the UN climate process that merely gives some kind of guidance to the process.

With such fundamental issues still wide open, it is little wonder that key figures continue to play down expectations for the UN climate talks in 2010.

As for the EU, which did not cover itself in glory in Copenhagen, it is running out of time to proactively shape the UN climate talks. The spring summit of European leaders made no real progress on sorting out the unresolved issues in the EU position (see blog).

The EU needs to make clear that it will oppose the inclusion of any loopholes (like the banking of surplus AAUs, a.k.a. 'hot air', and dodgy accounting rules for emissions from LULUCF, i.e. forestry). Upping the EU's emissions pledge to an unconditional 30% reduction would also be a major statement of intent with regards to 'reinvigorating global action on climate change'. Finally, it needs to swiftly implement its promise to give €2.4bn per year in fast-start climate financing to developing countries. It should also make clear that this will be new funding and additional to existing development aid promises.

woensdag 24 maart 2010

Leren uit het Griekse drama

“Communisme stapte af van het marktmechanisme en installeerde een collectieve controle over alle economische activiteiten. Markt-fundamentalisme tracht dan weer alle vormen van collectieve besluitvorming te bannen in een poging de suprematie van marktwaarden over politieke en sociale waarden te betonneren. Beide extremen zijn fout. We hebben nood aan een correcte balans tussen politiek en markten, tussen het opstellen van correcte regels en het correct volgen van deze regels.”

Bovenstaande gevleugelde woorden komen niet uit de pen van een bevlogen politicus of een vermaarde filosoof, ze werden neergepend door George Soros, belegger par excellence. Dezelfde Soros kegelde op 16 september 1992 eigenhandig het Britse pond uit het European Exchange Rate Mechanism en wordt, als ‘s werelds grootste belegger, ook nu weer verdacht van massieve speculatie tegen de euro.

Soros hamert al vele jaren op systemische fouten in het euro-project. In 1992 gebruikte hij zijn inzichten om op één dag een slordige 1 miljard dollar rijker te worden. De huidige aanval op de euro lijkt fundamenteler en zal naar zijn inschatting de euro niet enkel tot onder de 0,80 dollar jagen, maar het hele euro-project op losse schroeven zetten.

Het wordt dus tijd dat de landen uit de eurozone al hun politieke moed bijeen rapen en de problemen van hun financiële systeem ten gronde aanpakken. Het huidige gekibbel rond steun aan Griekenland is niet enkel pijnlijk voor alle betrokken partijen, maar gaat ook compleet voorbij aan de diepere oorzaken van de huidige crisis. Voor het europroject liep het ook wel eens mis met de begroting van Europese landen, waarom kunnen we niet gewoon teruggrijpen naar de recepten van weleer?

België kreunde in de eerste helft van de jaren ’80 onder begrotingstekorten (1981:13% van het BNP; 1982: 11,2%; 1983: 11,4%; 1984: 9,2%; 1985: 8,6%; 1986: 8,9%; 1987: 7,1%; 1988: 6,4%; 1989: 6,5% ) en een overheidsschuld die uiteindelijk opliep tot 139% van het BNP in 1993. Beiden waren relatief net iets groter dan die van Griekenland nu (voor 2009 werd er een deficit opgetekend van 13% en een schuld 125% van het BNP, voor 2010 mikt Griekenland momenteel echter op een deficit van 8,7%). Een devaluatie en een aangepast begrotingsbeleid volstonden om onze rentesneeuwbal langzaam aan te laten wegsmelten. Waarom is het Griekse probleem dan zoveel groter?

Eigenlijk is het antwoord simpel: onzekerheid. Toen de regels voor de eurozone werden opgesteld ging men er van uit dat de Maastricht-regels waaronder de 3%-norm volstonden om fundamentele begrotingsproblemen te voorkomen. Daardoor werden er geen duidelijke regels opgesteld over wat de Europese Unie moet doen als het fout loopt.

Normaal gezien is schuld in binnenlandse deviezen ‘veilige schuld’. Er is namelijk altijd de devaluatie-noodrem om de schuld terug te dringen. In 1982 maakte België dan ook gebruik van deze noodrem om uit haar precaire situatie te raken (devaluatie van 8,5% binnen het Europese Muntsysteem). Enkel schuld in buitenlandse deviezen kan een land dus naar de financiële afgrond brengen. Maar is de Griekse schuld nu een schuld in binnenlandse of buitenlandse deviezen? Kan Griekenland uit de eurozone gekegeld worden? Wat gebeurt er als Griekenland failliet gaat?

Op al deze vragen waarop we vandaag geen antwoord kunnen geven, zouden we kunnen oplossen door heldere regelgeving. Zonder een duidelijk kader is onzekerheid troef en elke belegger weet dat onzekerheid geld kost. Onzekerheid brengt namelijk risico’s met zich mee en net dat risico zorgt voor een uitzichtloze Griekse situatie. Griekenland wil drastisch saneren, maar kan door de manifeste onduidelijkheid omtrent haar toekomst in de eurozone geen geld meer ontlenen aan redelijke intrestvoeten (ter vergelijking: Duitsland ontleent aan 3,08%, Griekenland aan meer dan het dubbele, nl 6,49%). Een duidelijk en correct gereguleerde euro brengt stabiliteit, maar de onduidelijkheid in het huidige project brengt vooral extra kosten en volatiliteit.

Er zijn echter niet alleen duidelijke afspraken nodig omtrent faillissementen van soevereine landen en de aanpak van crisissen binnen de eurozone, er moet ook eens gekeken worden naar de regelgeving in de financiële sector. Theoretisch gezien is deze sector van cruciaal belang voor de goede werking van onze reële economie, maar de bestaande manke regelgeving zorgt ervoor dat ook wilde speculatie tegen deze reële economie erg winstgevend kan zijn.

In politieke middens wordt vaak al te gemakkelijk de stelling ingenomen dat ‘shorten’ de oorzaak van alle kwaad is, maar deze populistische visie gaat voorbij aan de werkelijke kernoorzaken van de niet aflatende opeenvolging aan financiële schandalen en crisissen. Het probleem ligt niet zozeer bij het feit dat mensen inzetten tegen een koers, maar wel bij het feit dat ze dit ‘naakt’ doen, of met een ‘leverage’ die een verstorend effect heeft op de normale marktwerking.

Maar het probleem reikt verder. Investeringsbanken helpen Griekenland via boekhoudkundige en financiële spitstechnologie in het verbergen en bestendigen van hun wanbeleid. Vervolgens gaan deze zelfde banken dan beleggen tegen het falende Griekse beleid. Volstaat een betere regelgeving omtrent speculatie, of moeten ook de misbruiken via boekhoudkundige en financiële spitstechnologie onder handen genomen worden? Als banken werken als ‘enablers’ voor bedrieglijk beleid, mogen we dan blind blijven voor hun rol hierin? Zonder ondersteunende banken had Griekenland haar bedrog namelijk nooit kunnen volhouden. Welk beleid heeft dan meer succes, datgene dat enkel gebruikers aanpakt, of datgene dat ook de dealers bestraft?

Het is duidelijk: er moet een sterkere centrale, overkoepelende sturing en controle zijn van de Europese financiële markten. Dat kan door een versterking en uitbouw van de Europese Centrale Bank of door oprichting van één of meerdere extra Europese instellingen met duidelijke slagkracht op vlak van controle en sanctionering. Er moeten ook duidelijke afspraken zijn over wat er gebeurt als het grondig fout loopt.

Herman Van Rompuy kan, 60 jaar na Paul Henri Spaak, op zijn beurt een historische rol spelen op het Europese forum. Alle spelers zitten rond tafel. Laat ze niet enkel debatteren en discussiëren, maar laat ze, in het belang van alle Europese landen en hun miljoenen inwoners, vooral ook duidelijke en afdwingbare regels maken.

zondag 27 december 2009

Sinds 1998 5,4 miljoen doden ten gevolge van de oorlog in Congo!

Ik ben het “Congo dagboek 1996-2009” van journalist Guy Poppe aan het lezen. Op bladzijde 253-254 verwijst hij in zijn dagboeknotities van 6 januari 2006 naar een studie van het International Rescue Committee waaruit blijkt dat sinds 1998 er in Congo 3,9 miljoen mensen stierven als gevolg van de oorlog.

Ik was een beetje nieuwsgierig en ging dus zelf even snel op zoek naar de cijfers eind 2009. Blijkt dat het aantal doden ondertussen opgelopen is tot 5,4 miljoen mensen. Iedere maand sterven er tengevolge van de oorlog 45.000 mensen. Dat zijn er al 7.000 per maand meer dan in 2006 want in het dagboek van Guy Poppe lees ik: “Elke maand sterven er 38.000 Congolezen, die in een ander Afrikaans land waar vrede heerst, in leven zouden blijven, schrijft IRC. (…) Eén van de directeuren Richard Brennan heeft zijn eerste commentaar al geopperd: ‘Congo is de voorbije zestig jaar de dodelijkste crisis ter wereld. De onwetenheid over schaal en impact ervan is bijna universeel en de internationale toezeggingen staan absoluut niet in verhouding tot de humanitaire noden.’

We zijn ondertussen vier jaar verder en de toestand is er nog altijd even hopeloos. Op de website van IRC lees ik: ‘The vast majority died from non-violent causes such as malaria, diarrhea, pneumonia and malnutrition--easily preventable and treatable conditions when people have access to health care and nutritious food.’ Ondertussen publiceerde het IRC een nieuw rapport. En op de website is ook een reportage te zien van het CBS-programma Sixty Minutes. Bloedstollend.

dinsdag 15 december 2009

Koffieoorlog is van cruciaal belang!

De krant De Morgen maakt vandaag melding van het feit dat ‘Douwe Egberts een koffieoorlog ontketent’. Er wordt bericht over verschillende rechtszaken van Douwe Egberts tegen lokale of regionale overheden die besloten om voor Max Havelaar koffie te kiezen. Ik volg dit dossier al geruime tijd. Anders dan in het artikel staat werd er door de Europese Commissie helemaal géén brief naar de Nederlandse provincie Groningen gestuurd om te melden dat de provincie de wet overtreedt door voor Max Havelaar te kiezen.

De Europese richtlijnen bieden op het vlak van openbare aanbesteding aan overheden en bedrijven perfect de mogelijkheid om te kiezen voor die fair trade-producten die ook echt rekening houden met mens en milieu. Het Europees Parlement heeft er altijd op gewezen dat de richtlijnen voor openbare aanbesteding helemaal niet voorschrijven dat men voor de meest goedkope bieder moet kiezen, maar ook rekening kan houden met milieutechnische en sociale criteria. En zo kan men kiezen voor ‘het economisch meest voordelige aanbod’. Het is daarbij wel van belang dat men bij het uitschrijven van die openbare aanbesteding, zeer nauwkeurig omschrijft aan welke criteria die producten moeten voldoen.

Hier ligt nog een belangrijke educatieve opdracht: overheden en anderen duidelijk maken hoe ze die gunningsprocedure zo kunnen formuleren dat ze én rekening houden met het belang van fair trade én juridisch waterdicht zijn. Daar bestaan al handboeken voor. Er is wel nood aan een Europese harmonisering van nationale en regionale fair trade labels.

De juridische procedureslag tussen koffieproducent Douwe Egberts, onderdeel van multinational Sara Lee, en Max Havelaar en regionale overheden is een cruciaal voorbeeld van de strijd voor een meer rechtvaardige geglobaliseerde economie.

Iedereen heeft al jaren de mond vol van duurzaam ondernemen, van de nood aan meer bedrijfsethiek en van het samengaan van ‘people, planet en profit’. Nu blijkt dat dit concept inderdaad werkt en steeds meer overheden hun verantwoordelijkheid tonen door die producten aan te kopen die de landen van herkomst en de producenten een eerlijke prijs biedt, toont multinational Sara Lee zich een slechte verliezer.

Net op een moment dat ontwikkelingssamenwerking onder vuur ligt, zou het cruciale belang van fair trade of eerlijke handel, intussen voor iedereen duidelijk moeten zijn. Pas als westerse consumenten bereid zijn een prijs te betalen voor grondstoffen uit ontwikkelingslanden, kunnen die landen en hun bevolking ontsnappen aan de vicieuze cirkel van onderontwikkeling, armoede en geweld. Consumenten zijn vaak ook bereid dat te doen als zij weten dat bedrijven ook bereid zijn die betere prijs door te betalen aan boeren en lokale producenten. Dan komt de welvaart eindelijk terecht waar die al vele decennia had moeten terecht komen. Sara Lee mag best een beetje minder winst maken als dat de verpauperde koffieboeren en daarmee hele regio’s helpt. Het is vanuit moreel oogpunt onbegrijpelijk dat Douwe Egberts – anders dan vele andere koffie-, en cacaobedrijven - dat maar niet wil inzien en zich niet aansluit bij het keurmerk Max Havelaar.

Ik vraag landgenoot Karel De Gucht om als aanstaand Europees Commissaris voor Handel het dossier van eerlijke handel bovenaan zijn politieke agenda te plaatsen. Als oud-minister van Buitenlandse zaken en als huidig Eurocommissaris voor ontwikkelingssamenwerking wéét De Gucht immers als geen ander dat dit dossier een sleutel is om uit de armoedespiraal te geraken.